SEOEL – Het gaat goed met cetacelogie, de discipline die zich bezighoudt met het onderzoek naar walvisachtigen. Nu Zuid-Korea heeft aangekondigd deze dieren opnieuw te zullen vangen voor wetenschappelijk onderzoek, staat niets een snelle doorbraak in deze onontgonnen discipline nog in de weg.
De walviskunde is een tak van de dierkunde die nooit de aandacht heeft gekregen die ze verdient, vindt Marten Haerpoen van de universiteit van Wageningen. De marinebioloog promoveerde op een proefschrift over de invloed van batterijzuur op de pupillen van blauwe vinvissen. “Niet dat blauwe vinvissen in de vrije natuur makkelijk in aanraking komen met batterijzuur, maar net daarom moest ik er een flink aantal vinden en doden. In Nederland is dat helaas onmogelijk.”
Op dit moment leggen slechts drie landen (IJsland, Noorwegen en Japan) zich immers toe op de vangst van walvisachtigen voor wetenschappelijke doeleinden. Daardoor kampen onderzoekers met een chronisch tekort aan deze zeezoogdieren. “Een helse klus om goeie, verse exemplaren te vinden”, sakkert Haerpoen. “In Nederland worden walvisachtigen ronduit stiefmoederlijk behandeld. Maar wij, biologen kunnen ons toch niet allemáál met pluizige knaagdieren bezighouden?”
Pionierswerk
Nu Zuid-Korea toetreedt tot het selecte clubje van landen die serieus onderzoek naar walvissen doen, verwacht Haerpoen dan ook snelle doorbraken. “In deze discipline valt echt nog pionierswerk te verrichten”, droomt Haerpoen. “Dankzij IJsland en Japan weten we al dat je walvisachtigen kunt verwonden met een bepaalde hoeveelheid explosieven of door hen te bestoken met puntige, metalen voorwerpen. Maar voor de rest is over deze majestueuze dieren weinig bekend. Zo weten we helemaal niet hoe orka’s reageren op elektroshocks of hoe je grienden het best te grazen neemt. Ik heb horen waaien dat Zuid-Korea zich zal toeleggen op technologieën die ons in staat moeten stellen om de kolossen nog beter op te sporen. Binnenkort wordt het dus nóg makkelijker om hen te vinden, te vangen en te doden om onze lapidaire kennis over deze oceaanreuzen te vergroten.”
Eerste wetenschappelijke vaststelling:
“Stinken dat die beesten doen, niet te harden”
Tweede wetenschappelijke vaststelling:
“… en groot? Dju toch…”