ALEPPO – Na zeventien maanden opstand zijn de Syrische rebellen het beu. Ze eisen dat oorlogscorrespondent Rudi Vranckx (VRT) onmiddellijk naar het land komt, zoniet dreigen ze hun strijd te staken. ‘En waar gaat de Rudi dan verslag over moeten uitbrengen?’
Burgerjournalist Abdulkader Al Jazeera snakt naar de knowhow die een buitenlandse reportageploeg de oppositie zou kunnen bijbrengen. “Wij moeten ons hier noodgedwongen behelpen met schokkerige opnames van onze mobieltjes en Windows Movie Maker, terwijl de staatstelevisie prachtige beelden van triomferende elitetroepen kan uitzenden. Hoe wil je dan dat wij onze medeburgers kunnen motiveren om de handschoen op te nemen tegen Assad? Een sereen, diep-menselijk verslag over de werkelijke slachtoffers van de strijd, het handelsmerk van Rudi, dát is wat we hier nodig hebben. We vragen dan ook met aandrang aan de hoofdredactie van de Nieuwsdienst om Rudi Syrië binnen te smokkelen.”
“En ons een mac meebrengt”, vervolgt de wanhopige burgerjournalist.
Ook verzetsstrijder Nizar Rebelsi is niet te spreken over de afwezigheid van België’s bekendste oorlogscorrespondent. “Wij doen hier nu nog een laatste effortke in Aleppo, maar daarna weet ik het ook niet meer, zunne. Ik heb al te veel broeders zien sneuvelen. Hoe lang moeten wij hier eigenlijk nog vechten vooraleer die Rudi zijn gezicht hier eens laat zien? Je zou haast beginnen denken dat hij hier niet meer binnen mag!”
Granaten
Dat laatste wordt ten stelligste ontkend door een woordvoerder van het regime. “Hij is hier zelfs al eens geweest, in januari 2012. Toen zijn er in Homs enkele granaten vlak onder zijn neus ontploft, waarna hij – hoe zou je zelf zijn – het land is ontvlucht. Nu, wij hebben dat incident onderzocht, en het was vrij snel duidelijk dat die dekselse rebellen achter die aanslag zaten. Kun je het Rudi verwijten dat hij zich hier niet meer laat zien, als hij met explosieven begroet wordt? Gastvrij is anders.”
“Nee, dat hij hier nog maar een tijdje wegblijft”, mijmert de woordvoerder. “Dat alle journalisten hier nog maar een tijdje wegblijven. We zullen een seintje geven zodra we dat opstandig gespuis uit onze straten hebben gekuist, en het opnieuw veilig genoeg is om verslag te komen uitbrengen van de lotgevallen in ons prachtige land.”