BRUSSEL – Op de valreep heeft de Vlaamse regering een historisch akkoord gesloten over de toekomst van het secundair onderwijs. Voortaan zullen alle richtingen uitdrukkelijk tot een carrière als bediende leiden. Meteen vervalt ook het sociaal overleg over de gelijkschakeling van het arbeider- en bediendenstatuut.
Vlaams minister van Onderwijs Pascal Smet (SP.A) is bijzonder enthousiast over de compromistekst die dinsdagavond van de onderhandelingstafel rolde. “Een van de grote uitdagingen van het huidige systeem was dat het onderwijs de sociale verschillen uitvergroot. Leerlingen uit lagere sociale klassen kozen nu eenmaal makkelijker voor een BSO-richting, die hen haast voorbestemde tot een leven als arbeider. Door alleen nog maar bedienden af te leveren, hopen we ook de leerlingen met een moeilijkere achtergrond te empoweren, opdat ieders talenten maximaal kunnen renderen in onze samenleving.”
Dat ook coalitiepartner N-VA mee op de kar zou springen, was evenwel tot op het laatste moment onzeker. “Voor ons was het uiterst belangrijk dat we het hoge niveau van het ASO in die brede eerste graad zouden handhaven”, legt onderhandelaar Geert Bourgeois (N-VA) uit. “Aan het einde van de rit zou dan voor iedereen een bediendencarrière moeten wachten. Want laat ons eerlijk zijn: arbeiders staken meer, zijn vaker ziek, en niet zelden roken en drinken ze en slaan ze hun kinderen. Ze zijn, kortom, minder geschikt voor de performante kenniseconomie die we in Vlaanderen moeten opbouwen willen we onze welvaart behouden.”
Nanotechnologie of kwantumfysica
Een argument dat ook minister-president Kris Peeters (CD&V) niet ontging. “De realiteit anno 2013 is dat de afstompende hondenjobs uitbesteed worden aan lageloonlanden en dat het bedrijfsleven hier schreeuwt om goed opgeleide arbeidskrachten. Willen we Vlaanderen in actie krijgen, dan kan de arbeider – excuseer, bediende – van morgen maar beter kaas hebben gegeten van nanotechnologie of kwantumfysica. We gaan geen jobs voor laagopgeleiden meer subsidiëren – we hebben bij Ford Genk gezien waar dat toe leidt.”
Toch vrezen sommige pedagogen dat na de onderwijshervorming nog steeds een belangrijke groep leerlingen uit de boot zal vallen. “Wie het niveau van die brede eerste graad niet aankan, doet simpelweg niet hard genoeg zijn best”, countert Bourgeois. “Van pummels die ‘rosa’ niet kunnen vervoegen of Pythagoras niet kunnen toepassen kun je moeilijk verwachten dat ze ook dossiers kunnen klasseren of klantenbestanden bijhouden. Maar goed, er zijn jobs genoeg die geen enkele bediende wilt uitvoeren, dus dat hoeft niet eens tot werkloosheid te leiden. Na 2014 zullen wij daar wel voor zorgen. De speeltijd is voorbij.”
Volgens N-VA-voorzitter Bart De Wever, die met de slogan ‘De kracht van verandering’ naar de stembus trok, kan alles voorlopig echter bij het oude blijven. “Als we tegen 2016 een draagvlak voor de hervorming kunnen vinden, kunnen we tegen dan overwegen werkgroepen op te richten die de hervorming vervolgens in een aantal proefprojecten trachten te implementeren. En dan zien we wel weer.”
Een paar vlugge bedenkingen bij het master (monster!)plan vanwege Onderwijskrant & O-ZON (Raf Feys)
Hervorming illustreert de vervreemding van ons onderwijsbeleid en van de verschillende koepels
1. Onzin en onmogelijkheid van belangstellingsdomeinen
Nergens ter wereld denkt men eraan om te werken met( belangstellings)domeinen. Overal werkt men met een indeling in algemeen vormende studierichtingen (aso, vwo, gymnasium …) en anderzijds meer specifieke (technisch-, kunst- of beroepsgerichte). Nergens werkt men met een indeling in belangstellingsdomeinen en domeinscholen. Vlaanderen speelt dus cavalier seul.
In domeinscholen zouden de leerlingen in principe samen zitten vanuit hun specifieke belangstelling en latere beroepsperspectieven. Dit staat haaks op de notie ‘algemeen vormende richting’. Enkele voorbeelden van absurditeiten. Hebben leerlingen kantoor (bso) soms dezelfde (brede) belangstelling en beroepsperspectieven als de leerlingen die kiezen voor economie-wiskunde?
Zijn leerlingen die kiezen voor Latijn-wiskunde, voor secretariaat … leerlingen met een uitgesproken belangstelling voor het domein ‘taal en cultuur’? Leerlingen die kiezen voor Latijn-wiskunde en Latijn- wetenschappen hebben geen eenzijdige belangstelling voor talen, ze zijn ook niet van plan om aan de univ bij voorkeur een taalrichting te volgen. Het is een algemeen vormende richting en de meesten kiezen aan de univ voor een positief wetenschappelijke richting, ingenieur inbegrepen. Hebben leerlingen secretariaat specifieke belangstelling voor de cultuurvakken? Zullen leerlingen Latijn-wiskunde die de sterke wiskunde niet aankunnen binnen de domeinschool ‘taal en cultuur’ flexibel een passende richting vinden? Neen uiteraard.
Wat gebeurt er met de sterke en algemeen vormende richting wiskunde-wetenschappen die straks binnen het domein techniek-wetenschappen zou belanden? We zouden een aantal uren voor de taal- en cultuurvakken en wellicht ook een paar uren wiskunde moeten vervangen door een pakket techniek. Dit betekent een totaal andere richting, een veel minder algemeen vormende en een zekere nivellering. D.w.z. veel minder brede toekomstperspectieven in het universitair onderwijs. Momenteel kiezen leerlingen met zo’n diploma aan de univ. niet enkel voor positief wetenschappelijke richtingen, maar ook voor economie, taalvakken, psychologie …Die ‘sterke’ leerlingen en hun ouders zouden niet kiezen voor techniek-wetenschappen, maar noodgedwongen voor een sterke richting, Latijn-wiskunde. Zo duwt men de sterkere leerlingen nog veel meer in de richting van Latijn. Afbraak van een richting als wiskunde-wetenschappen leidt straks ook tot nog minder ingenieurs, licentiaten wiskunde, fysica… Dit alles verklaart tevens waarom de duizenden ingenieurs in de peiling van hun vereniging-IE-net massaal gekozen hebben voor het behoud van de klassieke aso-richtingen – tegen het advies van de VOKA-koepel in … VOKA is ook vervreemd van de bedrijfswereld. De ingenieurs op het veld beseffen dat de hervorming tot nog minder ingenieurs, positief-wetenschappers … voor de industrie zou leiden.
Moeten de meeste tso-richtingen grotendeels naar de domeinschool ‘Techniek en wetenschappen’? Moet een aso-school die wiskunde-wetenschappen wenst te behouden de school verbreden zodat ook al die technische richtingen binnen ‘Techniek-wetenschappen’ erbij kunnen? Nu al zitten de meeste scholen met grote financiële problemen en met een enge behuizing. Ook financieel en ruimtelijk gezien zijn de matrix-fantasieën niet realiseerbaar.
Voor algemeen vormende richtingen kan men gewoon niet werken met een indeling in specifieke belangstellingsdomeinen. Dit wekt ook de indruk dat die 14-jarige leerlingen al zouden moeten weten wat hun specifieke toekomstperspectieven in het hoger onderwijs zouden zijn. In de klassieke aso-richtingen wordt dit nog grotendeels opengehouden. Aso-richtingen zijn in principe breed-belangstellings- en breedperspectief-richtingen en kunnen dus niet opgesloten worden binnen een specifiek (belangstellings)domein!
Voor meer specifieke richtingen (technisch-, beroeps-, kunstgerichte) is er meer sprake van een beperkter belangstellingsveld, maar de belangstelling van die leerlingen gaat ook nog de meest diverse richtingen/toekomstperspectieven uit. De 5 domeinen weerspiegelen al te weinig die diversiteit. In ‘techniek-wetenschappen‘ zou men een aantal technische richtingen moeten stoppen waarbij echter de interesse voor wetenschappen vrij laag is.
2. TSo en bso het meest de dupe: nog minder leerlingen en waardering
Het tso/bso en hun leerlingen zullen eens te meer – net zoals bij de invoering van het vso en van de vso-gerichte 3×2-jaren structuur- de dupe zijn van de hervorming. Ik merk dat bv. de bouwfederatie dat nog niet beseft. De tso/bso-scholen zullen vooreerst al in de eerste graad minder leerlingen rekruteren ( en dus ook centen voor machines). De leerlingen zullen net als met de invoering van het VSO en de latere veralgemening van de 3×2-leerjaren-structuur van het VSO in de richting van aso-richtingen geduwd worden. Er zullen dus ook minder stielmensen, metsers e.d. opgeleid worden. De aso-leerlingen die kiezen voor een algemeen vormende richting zullen in de 2de/3de graad niet in de meer specifieke domeinschool ’techniek-wetenschappen’ belanden.
Leerlingen uit het huidige tso/bso zouden in de eerste graad minder uren techniek, maar meer uren theorie-remediëring krijgen voor de taalvakken en wiskunde. Meer theoretisch onderwijs is voor hen demotiverend. Veel meer leerlingen zullen afhaken.
3. Het afschaffen van attesten zal leiden tot meer overzitten (cf. eerste graad in Franstalig-België waar men na de eerste graad voor veel leerlingen een complementair jaar eerste graad moet inslassen.) Als er geen sancties zijn (attesten), zijn de leerlingen ook veel minder uitgedaagd om zich in te zetten. Voor de leraren komt het er dan ook minder op aan dat hun leerlingen een zeker niveau halen om te mogen overgaan.
4. Het basisonderwijs en de lerarenopleidingen werden niet geraadpleegd bij het opstellen van het plan. De gevolgen zijn nochtans ingrijpend.
*We hebben nu al in het basisonderwijs te weinig leertijd (uren) voor wiskunde en talen. Straks moeten we nog een paar uur vervangen door techniek. Ook de ouders zullen dit niet waarderen. We zouden straks leerlingen lager onderwijs hebben met te lage competenties voor wiskunde en taal. Het s.o. stelt voortdurend dat de instromende leerlingen nu al over te weinig kennis voor die vakken beschikken.
*Regenten in het lager onderwijs? Regenten zijn enkel bevoegd voor 1 of 2 vakken. We hebben geen regenten die opgeleid zijn voor wetenschappen (in de brede zin), resp. techniek en muziek in de lagere school. Een regent biologie is ook meestal niet opgeleid/bevoegd voor techniek, fysica… Een regent technologie is niet opgeleid voor biologie/fysica. In de eindtermen wereldoriëntatie heeft men ten onrechte het vak natuurkennis geschrapt en nu zegt men dat de leerlingen lager onderwijs te zwak zijn voor natuurkennis. We hadden in 1995 nooit de zaakvakken natuurkennis, geschiedenis en aardrijkskunde mogen schrappen.
Het zou nog jaren duren vooraleer we over vakleerkrachten beschikken met een specifieke opleiding voor die domeinen in het lager onderwijs. Lager onderwijs is nog iets anders dan secundair onderwijs. Dergelijke leerkrachten zouden ook een groot aantal lagere scholen moeten bedienen: 5 à 15, zich voortdurend moeten verplaatsen en heel veel personeels- en evaluatievergaderingen moeten volgen.
Wij stellen al vanaf 1993 dat de eindtermen nivellerend waren en dit werd altijd ontkend – ook toen we in 2007 de actiegroep O-ZON oprichtten. De niveaudaling werd ook steeds ontkend door de opeenvolgende ministers, door de onderwijskoepels … Nu zegt men dat de eisen in de eindtermen drastisch verhoogd moeten worden en dat iedereen daarvan overtuigd is.
5 De hervorming zal/zou ook veel gevolgen hebben voor de lerarenopleiding lager onderwijs.
Een paar vragen. *Heeft het nog zin dat studenten per 1 september voor de opleiding leraar lager onderwijs kiezen als er straks zoveel minder onderwijzers zouden nodig zijn? Wat als het aantal kandidaten de komende jaren drastisch vermindert?
*Als de ‘sterkere’ studenten vernemen dat ze straks minder kans hebben om in het lager onderwijs les te geven, dan zullen vooral die leerlingen vlugger afhaken en b.v. regentaat volgen. Ook het niet langer meer volwaardig kunnen lesgeven in de derde graad zal vooral die sterkere studenten doen afhaken. We krijgen dus minder sterke leerkrachten in het lager onderwijs voor de basisvakken wiskunde, taal …
6 Volgens minister Smet is de ‘brede eerste graad’ nu iets totaal anders geworden dan in de oriëntatienota’s van Smet, Monard, dan in de visie van de meeste voorstanders van een comprehensieve eerste graad, dan ook de VLOR dit voorstelde en steunde…. Breed betekent niet langer ‘meer gemeenschappelijk’, maar inhoudelijk breed (meer vakken). Er zou nu plots niet meer, maar minder gemeenschappelijkheid zijn. En dus ook meer differentiatie dan momenteel het geval is. We zijn op het eerste zicht gelukkig met deze bocht van 180 graden. Als er al meer gedifferentieerd wordt in de derde graad lager onderwijs, dan kan men uiteraard de leerlingen niet langer samen houden.
De fervente voorstanders van comprehensief onderwijs – ook de ACOD-koepel en de sociologen- wilden de leerlingen zelfs 4 jaar samenhouden Het paradepaardje van de hervormers zou dus gesneuveld zijn, maar hervormers als Monard, Sp.a, GO! … blijven verkondigen dat hun concept van brede graad wordt uitgevoerd. De ACOD-koepel, Mieke Van Houtte zien wel in dat dit niet het geval is en betreuren dat meer differentiatie betekent dat er sterk afgeweken wordt van het oorspronkelijk concept en dat de klassen nu zelfs minder heterogeen zouden worden. Nog een brabants (stok)paardje van Monard, Smet, GO!, Sp.a, Groen, een aantal CD-& V-ers, ACOD, VLOR, VOKA, ACW, De Bond, Ouderverenigingen, … dat eindigt als een kameel met bulten. Maar Monard beweerde vandaag nog dat het masterplan nog een echt brabants paard gebleven was. Hoe valt dit alles te rijmen.
7. Inhoudelijke verbreding, meer vakken en competenties in de eerste graad.
Er komt een inhoudelijke verbreding. Breed zou nu betekenen dat de inhoud van de 27 uur gemeenschappelijke vakken breder zou worden dan momenteel het geval is: een aantal uren moeten besteed worden aan economie, techniek en cultuur (en ook meer uren voor wetenschappen). Dit betekent dat dan een aantal uren voor de basiscompetenties van taal, wiskunde, geschiedenis… moeten sneuvelen. De eindtermentoetsen op het einde van de eerste graad wezen nochtans uit dat de eindtermen voor die vakken niet gehaald worden. Een vak als economie ter vervanging van een meer algemeen vormend vak als geschiedenis zou een grote achteruitgang betekenen. Economie is geen algemeen vormend vak voor de eerste graad, maar hoort eerder thuis in de derde graad. Iedere leerling krijgt nu al twee uren algemene technologie. Dat aantal uren moet nu opgedreven worden. Maar we weten na 40 jaar experimenteren met dat vak nog steeds niet al te best hoe we dat zinvol en aantrekkelijk kunnen invullen. Uren techniek binnen een specifieke technische optie scheppen geen probleem, maar wel het vak algemene technologie. Iedereen orakelt wel over de zinvolheid van algemene technologie in de eerste graad en het lager onderwijs, maar niemand weet precies hoe we dat kunnen invullen. Veel leerlingen (en ouders) bleken ook niet zo sterk gemotiveerd te zijn voor het vak ‘algemene technologie’ in de eerste graad.
8 De hervormers bestempelen de sterke punten van het Vlaams onderwijs als knelpunten. We hebben nu bijna 90 % leerlingen met een einddiploma dankzij ons flexibel en performant systeem. We hebben een 10 % leerlingen zonder einddiploma (cf. Masteerplan) – waarvan de helft leerlingen uit het buso. Dat is minder dan in de andere Europese landen, Canada (24 %)… en minder dan de 1 op 6 of de 15 % waarover men het voortdurend heeft. We kunnen dit Europees streefcijfer van 10 % niet gevoelig meer verminderen. Naarmate we meer anderstalige leerlingen kennen – en geen intens NT2 inrichten, kan het aantal leerlingen zonder einddiploma nog toenemen. We dringen al vanaf 1990 aan op intens NT2, maar de beleidsmakers en de GOK-Steunpunten hebben dit steeds bestreden. Het was volgens hen voldoende dat anderstalige kleuters gewoon samen optrokken met de andere leerlingen – die vaak ook weinig Nederlands kenden ….
Ook nog tijdens het actualiteitsdebat werd steeds opnieuw de kwakkel gedebiteerd dat er in Vlaanderen ontzettend veel leerlingen zijn die ongekwalificeerd uitstromen en die reddeloos verloren zouden zijn. Geen enkele spreker weerlegde die kwakkel. Die leerlingen zijn overigens niet zomaar ongekwalificeerd, en stoppen vaak ook hun studies omdat ze werk gevonden hebben en niet tot hun 20 jaar naar school willen. Voor een deel van die leerlingen is een verlaging van de leerplicht overigens aangewezen.
De hervorming zou leiden tot minder leerlingen met een einddiploma. Naast de kwakkel van de ongekwalificeerde uitstroom verpreiden Monard en co al sinds 1991 de pertinente leugen dat Vlaanderen wereldkampioen zittenblijven is met 9 à 10 % bij de overgang, in het eerste jaar s.o. Er zijn er amper 2,8 % – en nog veel minder in landelijke gebieden. We zouden overigens geen hoge PISA-score kunnen behalen als we meer leervertraagde lln. zouden tellen.
9. Beleidsmakers en koepels vervreemd van onderwijsveld; bevestiging van conclusie commissie-Dijsselbloem
De hervorming van het s.o. is heel verhelderend. Ze maakt duidelijk wat er allang mank loopt in de hervorming van het s.o. en bevestigt wat er al in 2008 te lezen stond in het Nederlandsonderzoeks- rapport van de parlementaire commissie-Dijsselbloem.
Veel hervormingen in Nederland bleken na enkele jaren nefast en moesten weer worden afgeschaft. De beleidsmakers luisterden enkel naar zichzelf en naar de mening van de vele vrijgestelden binnen allerhande koepels en binnen het brede vernieuwingsestablishment. Die koepels vertolkten niet wat er leefde bij hun achterban. Ze beseften niet eens dat de meest waardevolle kennis te vinden was bij de onderwijsmensen zelf. Ze wekten b.v. in ’93 de indruk dat ook de leerkrachten voorstander waren van een gemeenschappelijke basisvorming, maar niets was minder waar. In 2003 werd de gemeenschappelijke basisvorming weer afgeschaft, maar intussen waren de ambachtsscholen al opgedoekt en was het moeilijk om die weer op te richten. Ook de PVDA – de zusterpartij van de Sp.a- zag in dat ze er verkeerde ideeën over gelijke kansen op nahield, bekeerde zich en opteerde in 2003 voor het terug afschaffen van de gemeenschappelijke eerste graad.
We stellen in Vlaanderen eveneens vast dat de praktijkmensen, de industrie-ingenieurs… tegen de hervorming zijn, maar dat de koepels en de VLOR de indruk wekten dat ze gesteund worden door de achterban. In Nederland wekte ook de AOB-lerarenkoepel de indruk dat hun leden voorstander waren van een radicale comprehensieve hervorming . In Vlaanderen blijft ook de ACOD-lerarenkoepel nog die indruk wekken. Officieel pleiten ze nog steeds voor een 4-jarige middenschool- net zoals de sociologen Jacobsen co, de PVDA … Het is begrijpelijk dat ze niet gelukkig zijn met het masterplan.
Zie onze analyses op http://www.onderwijskrant.be
Raf Feys,
Hoofdredacteur Onderwijskrant 050.312409
Steun onze petitie op het internet- bijna 13.000 ondertekenaars: http://www.petitietegenhervormingsplanSO.be
Met zo’n joekel van een tekst, op het internet moet er wel ergens een goed argument in voorkomen.
“…moet er wel ergens een goed argument in voorkomen”
Gezocht… maar niet gevonden hoor!
Denkt men nu echt dat plots alle leerlingen hoogvliegers zullen zijn? De uitleg van Raf Feys vind ik wel gegrond. Zelf heb ik meegemaakt dat men, na het 7e leerjaar, alleen maar kon kiezen tussen Grieks-Latijnse of moderne, voor het A.S.O. Dat was te krap. Toch was er een medeleerling, die naar het technische ging (beroeps bestond nog niet) voor timmerman, daarna A2 deed, dan een toelatingsexamen voor de U.G., burgerlijk ingenieur werd, werkte aan stad Blankenberge, dan als directeur van de WIH te Brugge en eindigde als professor U.G. Zo zie je maar! Moet men nu echt het huidige systeem overhoop gooien om van een arbeider een bediende te maken? Het probleem zit in het financiële. De arbeiders optrekken naar het voordeliger bediendenstatuut kost geld, en de bedienden doen inleveren is niet haalbaar.
Denkt men nu echt dat plots alle leerlingen hoogvliegers zullen zijn? De uitleg van Raf Feys vind ik wel gegrond. Zelf heb ik meegemaakt dat men, na het 7e leerjaar, alleen maar kon kiezen tussen Grieks-Latijnse of moderne, voor het A.S.O. Dat was te krap. Toch was er een medeleerling, die naar het technische ging (beroeps bestond nog niet) voor timmerman, daarna A2 deed, dan een toelatingsexamen voor de U.G., burgerlijk ingenieur werd, werkte aan stad Blankenberge, dan als directeur van de WIH te Brugge en eindigde als professor U.G. Zo zie je maar! Moet men nu echt het huidige systeem overhoop gooien om van een arbeider een bediende te maken? Het probleem zit in het financiële. De arbeiders optrekken naar het voordeliger bediendenstatuut kost geld, en de bedienden doen inleveren is niet haalbaar.