JERUZALEM – Judas Iskariot, een van Jezus’ twaalf discipelen, wist al in 27 na Christus dat de Romeinen schadelijke effecten hadden. Dat blijkt uit een papyrus die onze redactie kon inkijken. Maar met die info gebeurde niets.
Op 29 quintilis anno 27 stuurde Pontius Pilatus een papyrus naar Judas en het stadsbestuur van Jeruzalem, met daarin de niet mis te verstane boodschap dat “profeten die zich uitgaven voor de koning der Joden een gruwelijke marteldood konden sterven”. Iets wat zes jaar later ook effectief gebeurde, wanneer Jezus stierf aan het kruis.
Pilatus, de Romeinse gouverneur van Judea, lekte de papyrus aan onze redactie naar eigen zeggen “om zijn handen in onschuld te wassen”. Hij stuurde de bewuste papyrusrol per ijlbode naar Judas, die vervolgens besloot om met die info niets te doen. Het bewijsstuk werpt aldus een nieuw licht op de omvang van het verraad en het schuldig verzuim van de heer Iskariot.
“Judas had een eed gezworen om zijn gemeenschap te dienen en te beschermen”, aldus een verbitterde Petrus, woordvoerder van de leerlingen van Christus. “Was het misplaatst paternalisme dat hem dreef? Wilde hij de aanleg van de via Maris of de via Asiana niet in het gedrang brengen? Maakt allemaal niet uit: het was zijn heilige plicht om de Messias te informeren. En nu is Jezus dood.”
“Foert, volgende keer stem ik op het Judeaans Belang”, belooft Petrus nog.